direct naar inhoud van Artikel 7 Wonen - 3
Plan: Beetsterzwaag - Van Lyndenpark
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0086.02BPVanlyndenpark-0401

Artikel 7 Wonen - 3

 

7. 1.       Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen - 3’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.    Woonhuizen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep;

b.    aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;

c.    bos, ter plaatse van de aanduiding “bos”;

waarbij, ter plaatse van de aanduiding “bos”, het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke waarden van het gebied wordt nagestreefd;

met daaraan ondergeschikt:

d.    woonstraten;

e.    voet- en rijwielpaden;

f.     parkeervoorzieningen;

g.    speelvoorzieningen;

h.    groenvoorzieningen;

i.      bebossing;

j.      waterlopen en waterpartijen;

met de daarbijbehorende:

k.    tuinen, erven en terreinen;

l.      bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

7. 2.       Bouwregels

7. 2. 1. Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

a.    als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;

b.    een hoofdgebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;

c.    het aantal hoofdgebouwen zal ten hoogste 5 bedragen;

d.    een hoofdgebouw zal vrijstaand worden gebouwd;

e.    de afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelgrens zal ten minste 5,00 m bedragen;

f.     de oppervlakte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 150 m² bedragen;

g.    de bouwhoogte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 12,00 m bedragen.

7. 2. 2. Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

a.    de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zullen ten minste 1,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;

b.    de afstand van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen tot de achterliggende bouwperceelgrens zal ten minste 3,00 m bedragen;

c.    de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, de bijgebouwen en de overkappingen bij een hoofdgebouw zal ten hoogste 70 m² bedragen, met inachtneming van de volgende regel:


-       de gezamenlijke oppervlakte zal ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel gelegen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw, verminderd met de oppervlakte van het hoofdgebouw, bedragen;

d.    de goothoogte van een aan- of uitbouw, een aangebouwd bijgebouw of een aangebouwde overkapping zal ten hoogste gelijk zijn aan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;

e.    de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw of een vrijstaande overkapping zal ten hoogste 3,00 m bedragen.

7. 2. 3. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.    de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel van de woning(en) en het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 m zal bedragen;

b.    de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.

7. 3.       Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

7. 4.       Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, ontheffing verlenen van:

 

a.    het bepaalde in lid 7.2.1. onder b en toestaan dat een hoofdgebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd;

b.    het bepaalde in lid 7.2.1. onder c en toestaan dat het maximaal aantal hoofdgebouwen wordt vergroot, mits:

-       de mogelijke toename van woningen in overeenstemming is met een door de provincie geaccordeerd Woonplan dat voor de gemeente Opsterland geldt. In het geval dat de woningbouwaantallen worden overschreden, kunnen Burgemeester en Wethouders besluiten hieraan medewerking te verlenen, mits de provincie hiermee instemt;

c.    het bepaalde in lid 7.2.1. onder d en toestaan dat het aantal aaneen te bouwen hoofdgebouwen wordt vergroot;

d.    het bepaalde in lid 7.2.1. onder e en toestaan dat de afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelgrens wordt verkleind;

e.    het bepaalde in lid 7.2.1. onder f en toestaan dat de oppervlakte van een hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 200 m²;

f.     het bepaalde in lid 7.2.2. onder a en toestaan dat een aan- of uitbouw, een bijgebouw of een overkapping minder dan 1,00 m achter dan wel vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel het verlengde daarvan wordt gebouwd;

g.    het bepaalde in lid 7.2.2. onder b en toestaan dat de afstand van een aan- of uitbouw, bijgebouw of overkapping tot de achterliggende bouwperceelgrens wordt verkleind;

h.    het bepaalde in lid 7.2.2. onder c en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, de bijgebouwen en de overkappingen bij een hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 150 m², mits:

1.    de oppervlakte van het bouwperceel ten minste 1.000 m² zal bedragen;

2.    ten aanzien van het gebruik van gebouwen het bepaalde in lid 7.5 onder d en lid 7.6 onder a onverminderd van toepassing blijft;

i.      het bepaalde in lid 7.2.2. onder d en toestaan dat de goothoogte van een aan- of uitbouw, een aangebouwd bijgebouw of een aangebouwde overkapping wordt vergroot, mits:

-       dit voor een hoofdgebouw vanuit architectonische overwegingen aanvaardbaar is en de verhoging bijdraagt tot een ruimtelijke versterking van een straat of straatwand.

7. 5.       Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

a.    het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;

b.    het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van detailhandel;

c.    het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijvigheid, anders dan in de vorm van een aan-huis-verbonden beroep;

d.    het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep, zodanig dat de bedrijfsvloeroppervlakte:

1.    meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel;

2.    meer bedraagt dan 50 m²;

e.    het gebruik van de gronden en bouwwerken voor horeca.

7. 6.       Ontheffing van de gebruiksregels

Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van:

 

a.    het bepaalde in lid 7.5. onder a en toestaan dat vrijstaande bijgebouwen worden gebruikt als woning, mits:

1.    er aantoonbaar sprake is van een zorgbehoefte, welke tijdelijk van aard is;

2.    er sprake blijft van één huishouden;

3.    het gebruik van het bijgebouw als afhankelijke woonruimte geen onevenredige afbreuk doet aan de woonsituatie, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

b.    het bepaalde in lid 7.5 onder c en toestaan dat de gebouwen worden gebruikt ten behoeve van kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten die zijn genoemd in bijlage 1, mits:

1.    de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, met dien verstande dat de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer dan 50 m² mag bedragen;

2.    de woonfunctie niet onevenredig wordt aangetast;

3.    het uiterlijk van de betreffende woning niet wordt aangetast;

4.    er voldoende bergruimte in of bij de woning overblijft;

5.    het beroep/bedrijf wordt uitgeoefend door in ieder geval de hoofdbewoner(s) van de woning. Ten behoeve van ondersteuning (o.a. administratie) mogen maximaal 2 personen in dienst zijn. De bedrijfstechnische of -economische noodzaak hiertoe moet worden aangetoond;

6.    het niet gaat om vormen van detailhandel en/of horeca;

7.    het parkeren op eigen erf plaatsvindt. Indien dit niet mogelijk is, mag de parkeerdruk in de naaste omgeving als gevolg van de voorgenomen activiteit niet onevenredig toenemen;

8.    de verkeersdruk in de naaste omgeving niet onevenredig toeneemt.

7. 7.       Aanlegvergunning

7. 7. 1. Ter plaatse van de aanduiding “bos” is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

a.    het geheel of gedeeltelijk verwijderen van boombeplanting met een stamdikte van meer dan 0,4 m;

b.    het geheel of gedeeltelijk verwijderen van aaneengesloten boombeplanting.

7. 7. 2. Het bepaalde in lid 7.7.1. is niet van toepassing op werkzaamheden die:

a.    het normale onderhoud betreffen;

b.    reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.

7. 7. 3. De in lid 7.7.1. genoemde vergunning kan slechts worden verleend, mits:

-       geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden van het gebied.