direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch - Bedrijf
Plan: Gorredijk Rondweg - De Leijen 13 e.o.
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0086.05BPRwDeLeijen13eo-0301

Artikel 3 Agrarisch - Bedrijf

 

 

3. 1.          Bestemmingsomschrijving

De voor “Agrarisch - Bedrijf” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.      gebouwen ten behoeve van:

1.      een agrarisch bedrijf met een in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;

2.      een bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;

b.      aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning;

waarbij het behoud en de ontwikkeling van de landschappelijke waarden wordt nagestreefd;

met daaraan ondergeschikt:

c.      cultuurgrond;

d.      sloten, bermen en beplanting;

e.      nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

f.        tuinen, erven en terreinen;

g.      bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder mest- en sleufsilo’s, alsmede een veetunnel, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van verkeer - veetunnel”.

3. 2.          Bouwregels

3. 2. 1. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

a.      de gebouwen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;

b.      de afstand van gebouwen tot de zijdelingse perceelgrens zal ten minste 2,00 m bedragen.

3. 2. 2. Voor het bouwen van de in lid 3.1. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:

a.      er zal ten hoogste één bedrijfswoning worden gebouwd;

b. een bedrijfswoning mag uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;

c.      de goothoogte van een gebouw zal ten hoogste 4,50 m bedragen;

d.      de bouwhoogte van een bedrijfsgebouw zal ten hoogste 13,00 m bedragen;

e.      de bouwhoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 8,00 m bedragen.

3. 2. 3. Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

a.      geluidsgevoelige aan- en uitbouwen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;

b.      de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning zal ten hoogste 70 m² bedragen;

c.    de goothoogte van een aan- of uitbouw, een aangebouwd bijgebouw of een aangebouwde overkapping zal ten hoogste gelijk zijn aan de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van de bedrijfswoning;

d.      de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw of een vrijstaande overkapping zal ten hoogste 3,00 m bedragen.

3. 2. 4. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.      de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde bouwgrens dan wel het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 m zal bedragen;

b.      de hoogte van een mest- of sleufsilo’s zal, exclusief afdekking, ten hoogste 5,00 m bedragen;

c.      de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 3,00 m bedragen.

3. 3.          Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

a.      de woonsituatie;

b.      de milieusituatie;

c.      de verkeersveiligheid;

d.      een goede landschappelijke inpassing;

e.      de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

3. 4.          Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, ontheffing verlenen van:

a.      het bepaalde in lid 3.2.2. onder c en toestaan dat de goot­hoogte van een gebouw wordt vergroot tot ten hoogste 6,00 m;

b.      het bepaalde in lid B 3.2.3. onder b en toestaan dat de goothoogte van een aan- of uitbouw, een aangebouwd bijgebouw of een aangebouwde overkapping wordt verhoogd.

3. 5.          Aanlegvergunningen

3. 5. 1. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

-          het verwijderen van erfbeplanting;

3. 5. 2. Het bepaalde in lid 3.5.1. is niet van toepassing op werkzaamheden die:

a.      het normale onderhoud betreffen;

b.      reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.

3. 5. 3. De in lid 3.5.1. genoemde vergunning kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden van het gebied.

3. 6.          Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

a.      het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van een intensief veehouderijbedrijf;

b.      het gebruik van gronden en bouwwerken voor de uitoefening van detailhandel;

c.      het gebruik van gronden en bouwwerken voor verblijfsrecreatieve doeleinden;

d.      het gebruik van de gronden en bouwwerken voor maat­schappelijke doeleinden;

e.      het gebruik van de gronden en bouwwerken als manege;

f.        het gebruik van bedrijfsgebouwen en vrijstaande bijgebouwen bij een bedrijfswoning voor bewoning.

3. 7.          Ontheffing van de gebruiksregels

Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden ontheffing verlenen van:

a.      het bepaalde in lid 3.6. sub b juncto artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening en toestaan dat de gronden en bouwwerken worden gebruikt voor de uitoefening van productiegebonden detailhandel, mits:

1.      de functie vanuit de bestaande bebouwing wordt uitgeoefend;

2.      er sprake is van verkoop van ter plaatse bereide, verwerkte en/of toegepaste producten met een lokaal verzorgingsgebied;

3.      de functie geen onevenredige invloed heeft op het winkelapparaat in de diverse kernen;

b.      het bepaalde in lid 3.6. sub c juncto artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening en toestaan dat de gronden worden gebruikt als standplaats voor ten hoogste 15 kampeermiddelen per bouwperceel, mits:

1.      er geen stacaravans worden geplaatst;

2.      het kamperen alleen is toegestaan binnen de periode 15 maart - 1 november;

c.      het bepaalde in lid 3.6. sub f en toestaan dat vrijstaande bijgebouwen worden gebruikt als woning, mits:

1.      er aantoonbaar sprake is van een zorgbehoefte, welke tijdelijk van aard is;

2.      er sprake blijft van één huishouden;

3.      het gebruik van het bijgebouw als afhankelijke woonruimte geen onevenredige afbreuk doet aan de woonsituatie, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

4.      de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde.